Als slaaf van het geld verhinderd om vrij te zijn

TorentjeGeldslaaf: Slaaf van het geld

Econoom Klaus Wellershof gelooft dat het teken van de nieuwe tijd de absolute individualisering van de maatschappij is. Hij zegt: “De mensen hebben eigen doelen, eigen ideeën en ze zoeken natuurlijk ook naar de middelen waarmee ze deze kunnen verwezenlijken. Geld speelt bij de verdeling van arbeid een hele grote rol, dat wil zeggen, geld als middel om vrij te zijn. Ik geloof dat dát het thema is, waarmee wij ons moeten bezighouden. Dat veel mensen zover echter niet komen, dat zij als het ware slaven van het geld worden en de oorspronkelijk gelegde basis voor vrijheid daardoor weer verloren gaat. Dit is de tragedie en ironie van onze huidige situatie.”

Slaaf van het geld te worden, wat betekent dat?

Het betekent dat je de waarde van alles afmeet aan wat het aan geld opbrengt. Alsof het om het geld gaat en denkt dat geld ervoor is om geld te genereren. Meer beschikking over het geld van anderen en hun levensruimte. De geldslaven maken anderen tot slaaf met de macht, die ze aan het bezit van geld menen te kunnen ontlenen. Met het onvoorwaardelijk basisinkomen zou een deel van al het geld, met een democratisch besluit voor allen en iedereen een middel tot vrijheid worden. Het geld is de ‘dienstmaagd’, de mens de koningin.

Arbeid en inkomen scheiden

Op dit moment gaat het geld niet daarheen waar het nodig is. Het sluit zich af van de sociale werkelijkheid en is druk bezig met een schijnbare vermenigvuldiging. Naar buiten toe gebrek en binnendeurs in overvloed. Wat naar buiten komt leidt niet tot meer mogelijkheden voor allen, maar de verkregen winst implodeert tot een op hol geslagen systeem. Dat arbeid en inkomen van elkaar gescheiden moeten worden laat de praktijk ons steeds duidelijker zien en het basisinkomen kan echt een oplossing zijn, ook voor de werkeloosheid. Arbeid en inkomen scheiden doet het basisinkomen al naargelang de hoogte ervan, maar hoe moet je dat in een samenleving voor elkaar krijgen? We nemen een cirkel in gedachten die staat voor de toegevoegde waarde in een economie. Hoe productiever die is hoe groter de cirkel. Toegevoegde waarde noemt men de winst die in de loop van een jaar in een land op diensten en geproduceerde goederen wordt gemaakt, die verder verwerkt zijn en vervolgens ook verkocht. Deze toegevoegde waarde kun je opsplitsen in een staatsdeel en een privédeel. Ongeveer de helft van de totale toegevoegde waarde gaat via belastingen en heffingen naar de staat. Daarmee betalen we onze scholen, de politie, sociale voorzieningen en alle verdere diensten die niet verhaald worden op het individu dat er gebruik van maakt maar die we als gemeenschap op willen brengen. Diensten die we op een democratische wijze instellen. In Zwitserland bijvoorbeeld bedroeg het staatsaandeel 36% in 2005, in Zweden 56%. In Oostenrijk bedroeg het precies de helft van de toegevoegde waarde, 50%. In Duitsland en Nederland was het 47%.

Huidige inkomenssituatie

In het artikel “Basisinkomen: De oplossing voor economische en sociale problemen”[1] ging over het onvoorwaardelijke recht op een basisinkomen voor iedereen (jong en oud) of je nou werk hebt of niet. Economen en financieel deskundigen hebben berekend dat een basisinkomen voor iedereen tamelijk eenvoudig te financieren is. Om uit te zoeken of dit ook werkelijk zo is gaan we in dit artikel dieper in op de wijze waarop het basisinkomen kan worden gefinancierd.

Als voorbeeld nemen we Duitsland, waar al langere tijd de mogelijkheden voor de invoering van een basisinkomen worden onderzocht. In de film “Grundeinkommen”[2] wordt voorgerekend dat van iedere 10 Duitsers er 4 zijn die hun inkomen uit arbeid hebben. Bijna 3 van iedere 10 Duitsers worden onderhouden door anderen. Dit zijn vooral kinderen en thuiswonende jongeren. Van rente en pensioenen leven er 2 van 10 en 1 van 10 leeft van een werkeloosheids- of bijstandsuitkering. Deze inkomens komen allemaal ergens vandaan. Slechts 41% van de inkomens is afkomstig uit arbeid en de overige inkomens zijn zogenaamde overdrachtsinkomens, inkomens die niet rechtstreeks met werk te maken hebben. Een basisinkomen is dus eigenlijk niet zo’n nieuw fenomeen. Het nieuwe eraan is het totaal ontbreken van voorwaarden voor het recht op een basisinkomen.

Economische groei staat of valt met koopkracht

De vraag is of de huidige voorwaarden nog wel van deze tijd zijn. De Duitse econoom professor Peter Ulrich hierover: “Als we realistisch zijn dan is het hoogstwaarschijnlijk dat de arbeidsmarkt alléén, in de toekomst niet voor de sociale integratie van iedereen zal kunnen zorgen. Als we van de invoering van het basisinkomen afzien dan moeten we het uitsluitend hebben van de economische groei tegen elke prijs. Dit is de politieke realiteit van nu. Van uiterst rechts tot uiterst links zet iedereen in op economische groei. Dit betekent dat men denkt in kwantiteit en daarmee heeft men geen oog voor de mogelijkheid van kwalitatief hoogwaardiger nieuwe samenlevingsmodellen”. Tegenwoordig betekent economische groei niet vanzelf ook meer arbeidsplaatsen, het tegendeel is eerder waar. Absolute voorwaarde voor economische groei blijft echter wel dat er onder de bevolking voldoende koopkracht is. Dit betekent dat de mensen genoeg geld moeten kunnen blijven uitgeven om die groei te waarborgen.

Onvoorwaardelijke ondersteuning is onontkoombaar

Klaus Wellershof, hoofdeconoom van ‘s werelds grootste vermogensbeheerder en een van de grootste banken ter wereld, UBS, zegt: “Een onvoorwaardelijke ondersteuning voor alle mensen is een principe waarvan ik geloof dat het er op de duur van zal komen, móet komen. Het zal echter moeilijk zijn om het te verwezenlijken omdat het indruist tegen, wat nu de gevestigde mening is.” Het uitgangspunt van de politiek is bijvoorbeeld dat het nodig is om het aantal arbeidsplaatsen op peil te houden. Alle politici hebben dit hoog in het vaandel staan. Maar gaat daarbij wel om het werk zelf, of gaat om de belastingopbrengsten? Of om ervoor te zorgen dat niet nóg meer mensen een uitkering nodig hebben en de kosten voor de overheid onbetaalbaar worden? Professor Peter Ulrich: “Het is echter niet ‘die onbetrouwbare staat’ die zorgt voor een kostenexplosie, het zijn de gevolgen van een succesverhaal”. Het succesverhaal heet “automatisering”. De wijze waarop het met dit succesverhaal verder moet gaan stelt de volgende vraag aan de orde: “Wat voor werk zou u doen als uw inkomen verzekerd was?” Deze vraag ligt vanzelf voor de hand als we denken aan een basisinkomen.

Basic Income Earth Network (BIEN)

Er zijn verschillende modellen voor een basisinkomen. Allen hanteren de definitie van het “Basic Income Earth Network” (BIEN): Een basisinkomen is een inkomen dat onvoorwaardelijk gegarandeerd ieder lid van de gemeenschap krijgt.

Er zijn vier kenmerken:

  1. Het garandeert de mogelijkheid tot levensonderhoud en sociale participatie.
  2. Iedereen kan er aanspraak op maken.
  3. Het wordt zonder voorwaarden of toetsen verkregen.
  4. Er wordt geen dwang uitgeoefend om te gaan werken.

Het basisinkomen betekent niet voor iedereen meer geld. Het gaat nergens vanaf en het komt nergens bovenop, maar het wordt een onderdeel van het bestaande inkomen. Het inkomen dat je door te werken verdient wordt kleiner. De hoogte van het totale inkomen verandert echter niet, wel de samenstelling ervan. Het basisinkomen is een andere vorm van inkomen. Het is geen minimumloon en het is ook geen betaling voor iets. Het is geen loon naar werken, je krijgt het omdat je er bent!

Sascha Liebermann, medewerker van BIEN: “In tegenstelling tot het communisme, waar het individu door wordt verstikt, en het marktliberalisme dat het individu aan zijn lot over wil laten, zorgt het basisinkomen voor een sociaal vangnet dat het individu maximale vrijheid geeft om zijn leven vorm te geven. Dit kan alléén met een gegarandeerd inkomen. Dit moet natuurlijk zo hoog zijn dat je ook werkelijk kan leven zonder te hoeven werken voor geld”. Niet afhankelijk zijn van inkomsten uit werk is noodzakelijk om een gelijkwaardige partner te zijn. De meeste mensen die nu afhankelijk zijn van een uitkering, zullen dat met een basisinkomen niet meer zijn. Het basisinkomen vervangt de overdrachtsinkomens, maakt een eind aan de armoede en stabiliseert de middenstand door een stevig fundament als uitgangsbasis. Het is geen aalmoes die je van iemand krijgt. Het is geen hulp waar je dankjewel voor moet zeggen, maar biedt mogelijkheden voor iedereen. Het basisinkomen gaat niet uit van een betere mens en het lost ook de problemen niet op, maar het maakt voor de mensen zelf meer mogelijk. Een basisinkomen kan door de overheid ook worden misbruikt als het op zo’n niveau gehouden wordt dat het niet voldoende is om van te leven en verder alle sociale uitkeringen afgeschaft worden. Dan is er feitelijk sprake van werkdwang voor iedereen, zonder uitdaging.

Hoe zou dit eruitzien met een basisinkomen?

Wat betreft het inkomen dat de overheid verstrekt, zou de invoering van het basisinkomen slechts een verandering in de manier van uitbetalen zijn. Het geld voor deze inkomens is door de geïnde belasting immers al in handen van de overheid. Ook nu betaalt de overheid deze inkomens uit de belastinggelden. De inkomens van zijn werknemers, de ambtenaren en de ontvangers van de overdrachtsuitgaven die de staat uitkeert aan de uitkeringsgerechtigden. Voor al deze inkomens zou de invoering van een basisinkomen slechts een boekhoudkundige verandering zijn. Voor de inkomens van het particuliere bedrijfsleven heeft de overheid het geld voor het basisinkomen nog niet. Het moet eerst door middel van belasting in handen van de overheid komen, zodat zij het als basisinkomen kan uitbetalen. Daardoor stijgt de hoogte van de overheidsuitgaven. De overheid is met betrekking tot het basisinkomen alléén beheerder en handhaver van de wet. De belastingen zullen echter stijgen! En welke belasting zou dat zijn? Het ligt altijd het meest voor de hand diegene meer te belasten, die meer verdienen. Het idee om een soort van basisinkomen door hogere inkomensbelasting te financieren had de Amerikaanse econoom Milton Friedman in 1960 ook al: huishoudens met een laag inkomen zouden in dit plan inkomensbelasting uitbetaald krijgen. Negatieve inkomensbelasting noemde hij dat. Zijn model overheerste tot in de jaren 90 in de debatten over de financiering van een belastinginkomen. Het werd bedacht in de jaren 60 en werd in de Verenigde Staten al bijna ingevoerd. Milton Friedman wilde een slanke liberale verzorgingsstaat. Vijftig jaar later zou een financiering via de inkomstenbelasting steunen op iets wat trendmatig steeds verder afneemt – de arbeid ter voorziening in het levensonderhoud. Zo vergaat het de verzorgingsstaat. Meer werkelozen betekent minder opbrengst uit de inkomstenbelasting. Hogere inkomstenbelasting belasten de inkomsten uit arbeid nog meer. Het is een vicieuze cirkel. Het onzinnige van de inkomstenbelasting is, dat het de opbrengst belast en daarmee de eigen basis ondermijnt.

Consumentenbelasting

Om de invoering van een basisinkomen betaalbaar te maken is het van belang dat inkomsten- en loonbelasting worden afgeschaft en er een consumentenbelasting voor in de plaats wordt ingevoerd. Deze belasting wordt, net als nu het geval is bij de BTW, betaald op het moment dat een klant iets koopt. De belasting wordt dus niet meer betaald door iemand die, als zelfstandige of in loondienst, belastingplichtig is, maar door degene die producten of diensten aankoopt. Bij een systeem dat gebaseerd is op het innen van loon- en inkomstenbelasting worden we geconfronteerd met het volgende probleem; arbeid die verricht wordt door een machine is vrijgesteld van loon- en inkomstenbelasting. Wanneer twee producten vandaag de dag hetzelfde kosten, waarvan het ene overwegend door mensen wordt gemaakt en het andere door machines, dan is in de prijs van het ene product relatief veel belasting verdisconteerd en in de prijs van het andere weinig. Omdat machines geen inkomen hebben is het door hen verrichtte werk dus belastingvrij. Het kan vergeleken worden met zwart werken. Omdat de belastingen alléén over door mensen verricht werk geheven wordt, zijn bij de ene prijs veel belastingen inbegrepen en bij de andere een aanzienlijk stuk minder. Neemt men nu bij beiden alléén de echte meerwaarde, zonder de voorheen ingecalculeerde belasting, en berekent op beiden een percentage consumentenbelasting tot ze de hoogte van de gewenste belastingen bereiken, dan kost het door mensenhanden gemaakte product minder dan nu het geval is en het machinaal vervaardigde product meer omdat machine-arbeid niet meer via de belasting wordt gesubsidieerd. Het werk van mensen en van machines zou dan belastingtechnisch gelijkgesteld zijn omdat de belasting over de meerwaarde wordt geheven. Machines zouden dan niet alleen het werk overnemen, maar gaan daarbij ook zorgen voor het belangrijkste deel van de belastingopbrengsten. Meer oude mensen of meer werklozen, met de consumentenbelasting zou dat voor de overheid financieel geen probleem zijn want geconsumeerd wordt er altijd. De explosieve groei van de automatisering zal op dat moment geen bedreiging meer zijn voor de werkgelegenheid, integendeel zelfs. Hoe meer automatisering, zoveel te meer zullen machines ervoor gaan zorgen dat de overheid het basisinkomen kan blijven betalen, zonder dat het ten koste gaat van de uiteindelijke bedrijfsrendementen.