Tien sprookjes over de arbeidsmarkt

arbeidsmarktsprookjesSprookje 1 Als je geen baan hebt, ben je niet flexibel genoeg
Een leven lang leren, omscholen, talenten ontplooien, betekent voor het gros van de mensen: met zo weinig mogelijk rechten een tijdje ingehuurd worden tegen een zo laag mogelijke prijs

Sprookje 2: Als je op de juiste manier solliciteert, dan krijg je die baan heus wel
Je moet netwerken. Als de vacature officieel wordt ben je al te laat. Continu netwerken maakt het leven van jou en de mensen om je heen tot een hel.

Sprookje 3: je bent het slachtoffer van discriminatie en dat is slecht
Werkgevers kunnen geen enkele sollicitant volledig leren kennen. Dus selecteren ze op basis van al dan niet vermeende groepskenmerken. Ze discrimineren.

Sprookje 4: Iedereen moet aan de slag
De laatste eeuwen heeft de mens steeds ernaar gestreefd arbeid en arbeiders overbodig te maken. We produceren meer voedsel met véél minder mensen. We zijn ruimschoots geslaagd in onze doelstelling en toch zijn we ontevreden over het resultaat.

Sprookje 5 : werkloos zijn is goed voor je zelfontplooiing
Werkloosheid is schaamtevol. Bekend zijn de verhalen over mannen die hun gezin niets vertellen over hun ontslag en doen alsof ze naar hun werk gaan. In de roman Tirza (2006) van Arnon Grunberg zien we een schrijnend voorbeeld. De ontslagen Jörgen Hofmeester doet elke ochtend alsof hij naar zijn werk gaat. Hij brengt echter zijn dagen door op Schiphol en zwaait daar naar vertrekkende en binnenkomende mensen.

Sprookje 6: Iedereen moet aan de slag
Wie zijn arbeid ruilt voor geld, verkoopt zichzelf en plaatst zich in de rang der slaven’, zo stelde de Romeinse redenaar Marcus Tullius Cicero (106 – 43 voor C.). En de Griekse filosoof Aristoteles (384 – 322 v. C.) vond arbeid iets voor de lagere klasse. Wie werkte, gold als een tweederangsburger.

Sprookje 7: Hou vol: er komen e-nor-me tekorten op de arbeidsmarkt
Gedurende de twintigste eeuw blijkt het simpelweg steeds minder noodzakelijk het grootste deel van de bevolking in te zetten voor onze eerste levensbehoeften. Dat zou economen kunnen aanspreken. De arbeidsproductiviteit in de westerse wereld is in 2000 tien keer zo hoog als 100 jaar eerder.

Sprookje 8: de vrije markt en het nieuwe flexibele werken gaan ons redden
In de markteconomie zijn we geen mens, maar producent of consument. Het idee is dat we ons moeten gedragen als individuen die zoveel mogelijk het eigenbelang nastreven. Dat zou het beste zijn voor ons allemaal. De invisible hand van de efficiënte markt doet dan zijn werk.

Sprookje 9: meer scholing en re-integratie helpen ook jou aan een baan
Nederlanders zijn overal ter wereld gewild, zo vertellen media en het UWV. De laatste houdt emigratiebeurzen voor werklozen. Ik heb mijn twijfels: zijn Nederlanders echt beter? Of is dit een ingestoken verhaal door het UWV? Dat heeft namelijk belang bij zoveel mogelijk uitstroom.

Sprookje 10: Technologische vooruitgang zorgt altijd voor nieuwe banen
De economie moet wel dynamisch genoeg zijn om vlot nieuwe banen te creëren. Als dat niet gebeurt, is er wel sprake van werkloosheid door mechanisering.