Lof van de werklozen

paul_lafarqueTerwijl ze kiezen voor het verdeel en heers principe, weten onze nationale en Europese overheden heel goed met wat ze bezig zijn: zondebokken zoeken.

Toen Paul Lafargue[1] zijn pen ter hand nam om zijn meesterwerkje ” recht op luiheid”[2] te schrijven, werd dit toen beschouwd als een soort (clowneske) nabootsing, een provocatie, een uitdaging ook gericht op het deftige establishment van de productiviteit die hij altijd maar vastere voet zag krijgen rondom hem.Nochtans, dertig jaar later na het verschijnen van dit werk, is zijn boodschap pertinenter dan ooit, is het krachtiger en wijst het op nieuwe uitdagingen, nog meer dan toen hij ermee bezig was.

Want terwijl Europa, als gevolg van de nalatigheid van de overheden die niet in staat zijn om te begrijpen dat het idee van bezuinigingen een belediging is voor de intelligentie (al was het maar die van de economen die eerst voorstander waren ervan en zich dan weer terughoudender opstelden), zich verdedigd via…bezuinigingen, zinken we steeds dieper in de duisternis, en verwerd het recht (op luiheid) verdedigd door Lafargue, tot de ultieme belediging.

En ja, het is waar dat het belangrijkste doelgroep van de beledigingen, van de spot bedacht door gewone mensen, of uitgedrukt door beleidsmakers, door columnisten en zelfs intellectuelen, zich nooit goed heeft kunnen verdedigen – want het is gemakkelijk om weerloze werklozen te stigmatiseren en er het doelwit bij uitstek van te maken.

Volgens de hedendaagse ethos van soberheid, zijn de werklozen de belichaming van een soort van obsceniteit: terwijl de rest van de wereld probeert te vechten om te overleven en werkt aan het voortbestaan van de al te haperende economie, profiteren de werklozen van een uitkering die ze zomaar op regelmatige basis krijgen. Logisch toch dat de goegemeente daar woedend op wordt.

Hoe verrot het economisch ideaal ook geworden is, gaan werken wordt nog steeds beschouwd als een burgerplicht en werklozen dat zijn dus mensen die zich enkel nestelen in het tegengestelde daarvan: nietsdoen.

Onze overheden verworden meer en meer tot boekhouders en vinden dat teveel geldstromen richting een, weliswaar groeiende groep, marginalen gaat en er ook nog eens teveel uitkeringen naar “arbeiders” gaan.

Niet alleen is deze opvatting vals, en wordt ze gekenmerkt door haat, door leugens en door verkeerde informatie, maar ze brengt ook tweespalt bij de mensen die het niet meteen allemaal gaan slikken wat ze worden wijsgemaakt.

Het idee verspreiden dat werklozen levende luierikken zijn die profiteren van de maatschappij en vooral van de kleine dappere groep dat nog steeds in de maatpas loopt van dat kapitalisme dat in feite al lang het grote banditisme belichaamd, want in feite is het vooral dat: een zoveelste variatie op het goede oude principe van verdeel en heers – geen macht zonder de verdeel en heers techniek!

Maar misschien verkiest u liever deze vergelijking: de werklozen voorstellen als een soort plunderaars van de sociale zekerheid waarvoor de belastingbetalers moeten opdraaien is een manier om ons te doen geloven dat er in de maatschappijj twee soorten burgers bestaan: zij die betalen en zij die niet betalen.

En zij die dus niet betalen, want integendeel ze kosten geld en dragen niets bij en zijn verworden tot een soort last en dit terwijl het algemene credo van kostenverlaging een ware geloofsbelijdenis is geworden, zij beginnen aan hun bestaansreden te twijfelen, durven zich haast niet meer te tonen in de middens van de hardwerkende helden die dit allemaal moeten betalen.

Diegenen die niet betalen zijn geen echte burgers, of zelfs echte mensen: ze zijn parasieten, ongewenst en overbodig.

Zo zijn deze werklozen in feite de dode tak geworden die dringend moet afgezaagd worden zodat de goede takken, de werkenden, eindelijk de vruchten van hun hun werk kunnen oogsten- alsof een overheid nooit op een andere manier dan deze heeft gehandeld.

Door te kiezen voor de verdeel en heers techniek rond de kwestie van de werkloosheid, weten de regeringen van de Europese landen heel goed wat ze doen: door met de vinger te wijzen naar werklozen en met behulp van een morele chantage-taal (laziness!) worden de zondebokken vlug gevonden.

In feite verbergen ze hiermee enkel hun eigen onvermogen omdat ze er niet in slagen de schatkisten, die ze decennialang zelf leeggeplunderd hebben, weer aan te vullen.

Maar meer nog is het een manier om hun macht te bevestigen over de levens van de burgers onder hun bewind, en vooral, om duidelijk te maken dat zij, en zij alleen, wikken en wegen over de vrijheid van de burger in kwestie.

Werken zou, in een fatsoenlijke samenleving, een vrije keuze moeten zijn voor elk lid van die samenleving en hezelfde geldt voor de vrije keuze van de werkomstandigheden (of de aanwezigheid ervan) in plaats van als een zwaard te rusten op de nek van iedereen ,met de latente dreiging dat je op een dag ongewenst bent.

De werklozen als ongewenst beschouwen, betekent inderdaad te overwegen dat het leven niet een kwestie is van keuze – of als het een kwestie is van keuze, het enkel een keuze is uit een flinterdunne catalogus waarin de definitie staat van de goede belastingbetaler.

Voldoende middelen inzetten om iedereen een echte keuzevrijheid te bieden, in plaats van achter diegenen aan te hollen die er het symbool van zijn geworden, zou al lang de machthebbers hebben doen beseffen dat werkloosheid in feite gewoon een geldprobleem is.

Vandaag groeit het besef: in feite is alles machtsvertoon – de macht om te beslissen over het leven van de anderen zonder rekening te houden met de standpunten van de anderen.

Auteur: Laurent de Sutter
heel vrij vertaald door Christina Lambrecht
Laurent de Sutter is Professeur de théorie du droit (Vrije Universiteit Brussel), visiting honorary research fellow (Benjamin N. Cardozo School of Law, New-York), directeur de collection Presses Universitaires de France.

Bron: http://www.lalibre.be/debats/opinions/eloge-des-chomeurs-5279c84235703e420f40652a

Noten: