Anno 2011 zou die maatschappelijke ruimte in de zin van stereotiepe verwachtingen, expliciete plichten en impliciete gedragsregels ongetwijfeld een thema zijn geweest. Zij lijkt namelijk steeds verder te krimpen – onder andere door een beeldvorming, die heen en weer schiet tussen Zwitserleven en geraniums. Maar hier beperken we ons verder tot de (on)vrijheden die voortvloeien uit de manier waarop onze samenleving wordt georganiseerd – door bijvoorbeeld wetgeving en subsidieregelingen. Deze zogenoemde structurele ruimte kromp al toen de ‘dubbele vergrijzing’ op de politieke agenda verscheen, maar dat is versneld door de crisis.
Momenteel leiden veranderingen in het zorgstelsel voor veel derdeleeftijders tot een aanzienlijke verzwaring van mantelzorgtaken, terwijl tegelijkertijd de vraag naar hun (onbetaalde) oppashulp stijgt door het overheidsstreven naar verhoogde arbeidsdeelname van jonge vrouwen. Grootouders vervullen tegenwoordig in de helft van de jonge gezinnen substantiële oppastaken – waarbij plicht en pret niet altijd gelijkelijk over oma’s en opa’s zijn verdeeld. Veel 55plussers beleven zelfs een tweede ‘spitsuur van het leven’ doordat hun ouders ouder worden en hun kinderen later kinderen krijgen. Daarbij worden ze onherroepelijk geconfronteerd met het feit dat ze sinds het eerste spitsuur aan fysieke mogelijkheden hebben ingeboet. Tot voor kort bood vervroegde uittreding nog de mogelijkheid het hoofd te bieden aan deze `sandwichsituatie’.. Maar terwijl in de samenleving de behoefte groeit aan verdere versoepeling van de grenzen tussen betaalde arbeid en pensionering, richt het overheidsbeleid zich juist op zo veel en lang mogelijk deelnemen aan betaalde arbeid.
Prepensioenregelingen worden afgebouwd, per 2015 verdwijnt de AOW-toeslag voor jongere partners en wie na 1955 is geboren, heeft bovendien verhoging van de AOW-leeftijd in het vooruitzicht. Met deze cumulatie van nieuwe plichten dreigt de overheid haar oudere burgers te overvragen. Te meer, omdat er geen uitbreiding van rechten tegenover staat, integendeel. pensioensrechten blijken zomaar ‘afgestempeld’ te kunnen worden, particulier getroffen voorzieningen verdampen via woekerpolissen en de normale arbeidsvoorwaardenbescherming voor werknemers vervalt bij doorwerken na de pensioenleeftijd. Dergelijk eenzijdig beleid kan zeker bij de babyboomgeneratie – die de verzorgingsstaat heeft zien opbouwen en vaak persoonlijk bij emancipatiebewegingen betrokken is geweest – wel eens averechts werken en de solidariteit tussen de generaties ondermijnen.
PERSOONLIJKE VRIJHEID & SOCIALE VERBONDENHEID
Voor wie nog aan het arbeidsproces deelneemt, lijkt de gepensioneerde staat wellicht een situatie waarin alle plichten zijn weggevallen en men vrijelijk beschikt over de eigen tijd. Inderdaad is er meer tijd beschikbaar voor het doen, en zelfs genieten, van de dagelijkse dingen. Maar wie het arbeidsproces eenmaal verlaten heeft, ervaart ook hoe relatief die nieuwe vrijheid is.
Lees vervolg bij: http://www.vanmens.info/verhulst/wp-content/uploads/2010/08/Mens-Verhulst-Wilbrink-Peeterman-2011.pdf
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.