Stel je voor dat werk de wereld had overgenomen. Het zou het centrum zijn waar de rest van het leven om draaide. Dan zou al het andere ondergeschikt worden aan het werk. Dan langzaam, bijna onmerkbaar, iets anders – de spellen die ooit gespeeld werden, de liederen die tot nu toe gezongen werden, de liefdes vervuld, de gevierde feesten – zouden lijken op, en uiteindelijk worden: alles is werk. En dan zou er een tijd komen, zelf grotendeels onopgemerkt, wanneer de vele werelden die ooit hadden bestaan vóór het werk de wereld overnam, volledig zouden verdwijnen uit de culturele historie, omdat ze in de vergetelheid waren geraakt.
En hoe zouden mensen in deze wereld van totaal werk denken en klinken en handelen? Overal waar ze keken, zagen ze de pre-werknemers, werknemers, post-werknemers, werkloze en werklozen, en er zou niemand zijn onttrokken in deze volkstelling. Overal loofden en hielden ze van werken, ze elkaar elkaar het beste toewensen voor een productieve dag, hun ogen open voor taken en ze alleen sluiten om te slapen. Overal zou een ethos van hard werken worden verdedigd als het middel waarmee succes moet worden bereikt, luiheid wordt beschouwd als de ernstigste zonde. Overal bij content-providers, kennismakelaars, samenwerkingsarchitecten en hoofden van nieuwe divisies is onafgebroken gekakel te horen over workflows en delta’s, over plannen en benchmarks, over opschalen, inkomsten genereren en groei.
In deze wereld zou eten, uitscheiden, rusten, seks hebben, oefenen, mediteren en pendelen – nauwlettend gevolgd en altijd geoptimaliseerd – allemaal bevorderlijk zijn voor een goede gezondheid, wat op zijn beurt weer ten dienste zou worden gesteld om steeds meer te worden productief. Niemand dronk teveel, sommigen microdoseerden op psychedelica om hun werkprestaties te verbeteren, en iedereen zou oneindig lang leven. In de hoeken circuleerden geruchten soms over dood of zelfmoord door overwerk, maar zo’n lichtvoetige susurrus zou terecht gezien worden als niet meer dan lokale manifestaties van de geest van totaal werk, voor sommigen zelfs als een loffelijke manier om werk te doen naar zijn logische limiet in ultieme opoffering. In alle uithoeken van de wereld zouden mensen daarom handelen om het totale verlangen van het totale werk te voltooien: zichzelf volledig manifest te zien.
Deze wereld, zo blijkt, is eigenlijk helemaal geen science fiction. Het ligt vrij dicht bij onze huidige werkelijkheid.
We staan op het randje van deze ‘totale werkwereld’. Elke dag spreken we mensen bij wie het werk hun leven heeft overgenomen. Hun wereld is een taak geworden, hun gedachtes een last. Want in tegenstelling tot iemand die voor een contemplatief leven heeft gekozen, is de totale werker in zijn eigen ogen iemand die werkt tegen de wereld. Een wereld die bestaat uit een eindeloze stapel van taken. Als gevolg van die vertaking van de wereld ziet hij tijd als een heel zeldzaam goed. Iets waar voorzichtig mee om moet worden gegaan en continue moet worden afgewogen tegen wat er nog gedaan moet worden. Hij maakt zich zorgen om of dít nu wel hetgeen is dat hij zou moeten doen en wat er verder nog te doen is. Zijn houding laat zich niet vatten in een situatie van overwerktheid, maar juist is zijn totale focus op taken die nog verricht moeten worden. Een focus op productiviteit, effectiviteit en efficiëntie die altijd hoger moeten. Hoe? Door goede planning, het perfect beheersen van prioritering en delegatie. Een totaal werker is in het kort onophoudelijk, gespannen en vol van activiteit. Een figuur wiens belangrijkste aandoening de diepe existentiële rusteloosheid is, gefixeerd op productie van het nuttige.
Wat zo verontrustend is aan de totale werkwereld is niet alleen dat het nodeloos menselijk lijden veroorzaakt, maar ook dat het alle vormen van speelse gedachten vernietigt. Peinzen, piekeren en denken helpen mensen bij het beantwoorden van de basisvraag van ons bestaan. Hoe dat lijden wordt veroorzaakt? Er is, om mee te beginnen, een constante gespannenheid. Een gevoel van uitgerekt zijn, een druk die veroorzaakt wordt door de gedachte dat er altijd nog meer te doen is. Een gevoel dat er iets is dat de mens nu zou moeten doen. Tegelijkertijd is er ook de constant aanwezige vraag ‘is dit de beste tijdsbesteding op dit moment?’. Tijd is een vijand, een schaarse bron.
Werkers denken allemaal aan het ‘had al gedaan moeten worden’ en ‘er is vast iets productievers dat ik nu had kunnen doen’ en ‘wat moet ik hierna doen?’. Al deze zaken zweren samen als vijanden van de werker die nooit klaar is. Dan is er nog het schuldgevoel als de werker niet zo productief is als hij had kunnen zijn. Schuld is in dit geval een uiting van falen. Het falen om het tempo bij te houden, om erbij te blijven terwijl de to-do-lijst alsmaar langer blijft worden als gevolg van vermeende nalatigheid of zelfs laksheid. Dan is er nog die constante, zeurende stem in het hoofd van de werker die zegt dat het af moet zijn. Terwijl dat onmogelijk is. Want er is nooit iets af. Er blijft altijd nog iets te doen. Het hele bestaan is onbevredigend.
De last van de totale werkwereld is dus de onophoudelijke, rusteloze, opgewonden activiteit rond de toekomst. Een gevoel van een overweldigend leven, zeurende gedachtes over gemiste kansen en schuld over mogelijke luiheid. Eigenlijk ligt de totale werkwereld heel dicht bij het Boeddistische concept van dukkha. Een staat van onvervuldheid als gevolg van een leven vol lijden.
Naast dukkha verspert de totale werkwereld ook toegang tot de hogere niveaus van de realiteit. Want werk onthult geen schoonheid. In werk zit geen kunst, geen glimp van de eeuwigheid, geen geluk van de liefde of een filosofische verwondering. Want al die zaken hebben stilte, rust en een gevoel van willen begrijpen nodig. die ons in staat stellen om een directe ervaring te hebben met wat groter is dan onszelf, dan wat verloren is in een wereld van totaal werk is de mogelijkheid dat we betekenis ervaren. Wat verloren is gegaan, is het zoeken waarom we hier zijn.
Origineel: https://aeon.co/ideas/if-work-dominated-your-every-moment-would-life-be-worth-living
Auteur: Andrew Taggart
Andrew is een praktische filosoof en ondernemer. Hij is lid van de faculteit in het Banff Centre in Canada, waar hij creatieve leiders opleidt, en in Kaospilot in Denemarken, waar hij sociale ondernemers opleidt. Zijn nieuwste boek is The Good Life and Sustaining Life(2014). Hij woont in Santa Fe, New Mexico.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.